Het adequaat aantonen of uitsluiten van een scafoïdfractuur is essentieel voor de patiënt met een klinische verdenking op een dergelijke fractuur. Vertraagde of inadequate diagnostiek verhoogt de kans op complicaties en onnodige gipsimmobilisatie. De huidige referentietest, conventionele radiologie na 6 weken, is niet accuraat gebleken. Er is echter nog veel discussie over de beste nieuwe referentietest. De aanvullende beeldvormende technieken zoals CT, MRI en botscintigrafie hebben allemaal specifieke voor- en nadelen. De botscintigrafie heeft een sensitiviteit van 99% en kan daardoor een scafoïdfractuur goed uitsluiten. De specificiteit van 86% zorgt voor relatief veel overbehandeling bij een lage pre-testprevalentie zoals bij de scafoïdfractuur het geval is. De MRI heeft met een specificiteit van 100% de voordelen van het goed kunnen aantonen van een scafoïdfractuur en daardoor nauwelijks overbehandeling. Bij een sensitiviteit van 88% heeft de MRI echter relatief veel onderbehandeling. Een voordeel van MRI is dat het niet gebruikmaakt van ioniserende straling, in tegenstelling tot de botscintigrafie die een gemiddelde effectieve dosis heeft van 3-4 mSv. Dit artikel zal een overzicht geven van de huidige literatuur ten aanzien van de aanvullende beeldvorming. Ook wordt de pathofysiologie van de scafoïdfractuur toegelicht, om de interpretatie van de aanvullende beeldvorming te bevorderen.
Auteurs |
Derks, R.P.H.
Celik, F. Westerbeek, R.F. |
---|---|
Thema | Nascholingsartikel |
Accreditatie | 1 accreditatiepunt |
Publicatie | 12 december 2016 |
Editie | Imago - Jaargang 2 - editie 4 - 2016 | editie 4 |
Na het lezen van dit artikel:
• heeft u basale kennis over de scafoïdfractuur;
• bent u bekend met de conventionele radiologie van de scafoïdfractuur en de beperkingen daarvan;
• weet u welke verschillende aanvullende beeldvormende technieken er zijn ten opzichte van het conventionele röntgenonderzoek;
• bent u op de hoogte van de specifieke diagnostische kenmerken van MRI, CT en botscintigrafie;
• bent u bekend met de impact van occulte scafoïdfracturen op zowel de patiënt als de diagnostiek.